hoofdstuk 26 voor het ranonkeljaar van ooteoote
de lijkwitte verrijzenis van sidderend
trage bosmelk ademt in angstige dreiging
predikt de pastoorsvogel de passie voor God
lieve heiland op het kleverig bastion
van levende griezelsteen neemt zinderend bezit
van alle groen ruimtelijke wellust overstroomt
in overrompelende overvloed sneeft het hout
Schrijf een bericht