Toch zullen we de wind onder jouw vleugels zijn
gillen de monstertjes op de keukenvloer en
ze prikken spelden in konijnenbeeldjes om
de pijn te verdoven van doorgeladen haat
waartegen gedaanteverwisseling niet helpt
hun tongen van plastic likken achterstevoren
hun ruggen vol luizen als een vuige deken
lijkt het licht van ijzer onbuigzaam gesloten
op de lege tafel staat de sterrendoos klaar;
tijd om te vertrekken, het raam uit te waaien
geen herinneringen, geen naam, geen steen, geen graf
ik zal geen ruggespraak met de monsters houden
jij hebt alles verpest hun stemmen hard als glas
nog nooit waren ze zo mooi; ik ben ze helemaal zat
Schrijf een bericht