aan het eind van de winter was alles stenen
en zand de rekening van je bestaan ademt
zacht en nerveus ergens tussen onmisbaar en
ontheemd in staat duister de wederopstanding
van het in de steek gelaten stille lichaam
overschrijdt de vederlichte doodsengel de
grens tergt het vuur gaat onvast en onrustbarend
vermalen z’n kaken razendsnel de ruwe
diamanten en aan de rand van het ravijn ligt
het sterrenstof van z’n dromen op de daken
als ware het sneeuw vleugellam op de vlucht voor
vergetelheid kan hij niet op aarde blijven
Schrijf een bericht